Ontstaan van Veen

Ontstaan van Stichting VEEN

(Uiteenzetting door Ekko ten Cate, voormalig juridisch medewerker van de gemeente Reeuwijk).

Uw bestuur heeft mij gevraagd iets te vertellen over de oprichting en de bedoeling van VEEN. (Vereniging van Eigenaren En Natuurbeheer).

Ik heb vanaf december 1991 tot de samenvoeging met Bodegraven bij de gemeente Reeuwijk gewerkt en ik heb aan de besprekingen deelgenomen die geleid hebben tot het Convenant tussen de drie verenigingen van Watereigenaren en de gemeente Reeuwijk.

De Stichting VEEN is een uitvloeisel van dit convenant, zeg maar de “werkmaatschappij”.

Toen ik bij de gemeente Reeuwijk kwam werken stonden er in de APV (Algemeen Plaatselijke Verordening) een aantal bepalingen omtrent het varen op de Reeuwijkse plassen en in één van de bepalingen was ook een vergunningsplicht opgenomen om op de plassen te mogen varen en na betaling van leges voor die vergunning kreeg je een sticker die op de boot aangebracht moest worden. Dat heeft tot eind 1992 of 1993 gegolden.

Echter per 1 januari 1991 had de provincie Zuid Holland de Verordening Watergebieden en Pleziervaart (de VWP) vastgesteld en die gold ook voor de Reeuwijkse Plassen. Door de samenloop van bepalingen met de APV verloren de bepalingen van de APV hun werking. De provinciale verordening gaat voor een gemeentelijke verordening. Omdat een deel van de APV bepalingen over het varen op de plassen wel in stand bleef ontstond er een zeer onduidelijke situatie en de Watereigenaren waren het al langere tijd niet eens met die stickerplicht, mede omdat zij het als hun water zagen en het geld van de leges in de gemeentekas verdween.

Gemeente en Watereigenaren stonden wat het varen op de plassen betrof lijnrecht tegenover elkaar.

De gemeente ging uit van openbaar vaarwater en de Watereigenaren waren van mening dat het geen openbaar water was. Het Burgerlijk Wetboek stelt dat oppervlaktewater “Rest Nulius is, het heeft derhalve geen waarde, omdat het water dat vandaag voor de ene oever ligt, morgen bij de buurman voor de oever ligt. Nu is er omtrent het gebruik van water om te varen erg weinig geregeld. Voor het verkeer op wegen is een uitgebreide wetgeving, maar voor het varen niet.

Er is een Scheepvaartverkeerswet en het Binnenvaart Politiereglement maar dan houdt het al snel op. Tevens was het op grond van de Scheepvaartverkeerswet  onduidelijk wie “vaarwegbeheerder” was, de provincie of de gemeente. De status van de Reeuwijkse Plassen was onduidelijk omdat 85 % van het water op privé grond ligt, buiten de plas Broekvelden/Vettenbroek, die geheel van de gemeente is.

Op de kadastrale kaarten zijn de plassen ook niet zichtbaar, maar zie je de percelen van voor de vervening nog liggen.

In het verleden is er een proces geweest omtrent het gebruik van de Reeuwijkse plassen en de rechter heeft toen bepaald, dat het gewone varen op de plassen voor een ieder is toegestaan, echter voor het bijzondere gebruik van de plassen is toestemming van de eigenaren nodig, te denken valt aan een zeilschool, wedstrijden etc. de uitspraak Elfhoeven.

Formeel heb je voor het ankeren op de plassen toestemming van de eigenaar van dat stukje grond nodig. In de praktijk werkte dat slecht. Voor een zeilschool is het uitermate lastig alle eigenaren op te zoeken en toestemming te vragen.

Ik heb de vraag of de Reeuwijkse plassen nu wel of geen openbaar vaarwater zijn voorgelegd aan prof. Hennekens, een autoriteit op het gebied van de Verkeerswetgeving, en globaal kwam hij tot dezelfde conclusie als de rechter. Hij stelde dat nu er weinig wettelijk geregeld is de rechter naar analogie van de Verkeerswetgeving zal oordelen en dat klopt wel gelet op de uitspaak Elfhoeven.

Na het vertrek van mevrouw Verstoep als burgemeester van Reeuwijk waren de verhoudingen tussen de drie Verenigingen van Watereigenaren enerzijds en de gemeente anderzijds,  erg slecht.

Het gemeentebestuur wilde de betrekkingen echter graag verbeteren, maar besefte wel dat gesprekken beter buiten het college om gevoerd konden worden om spanningen te vermijden.

Er werd een buitenstaander benaderd in de persoon van de heer Andel, toen burgemeester van Noordwijkerhout. Hij kon de gesprekspartners dingen zeggen die een wethouder of burgemeester onmogelijk kon zeggen. Hij was een echte gespreksleider zonder directe kennis van de problematiek en dat werkte goed.

Uiteindelijk is het gelukt een convenant te sluiten waarin de discussie omtrent het al of niet openbaar vaarwater zijn van de plassen omzeild werd.

Download dit convenant: Convenant

De Watereigenaren bleven op hun standpunt staan dat de plassen geen openbaar vaarwater waren en de gemeente bleef van mening dat ze wel openbaar waren.

De Watereigenaren gingen akkoord met het beheer van de plassen door de gemeente en gaven de gemeente de mogelijkheid per verordening op te treden op de plassen en daartoe werden in het overleg met de Watereigenaren teksten opgesteld die de gemeenteraad bekrachtigde. Dat zijn dus de nieuwe APV bepalingen omtrent het varen op de Reeuwijkse Plassen.

Er is weer gekozen voor een ontheffingstelsel  met een stickerplicht en afgesproken is de leges ten goede te laten komen aan het onderhoud van het plassengebied. Om een gespreksplatform te hebben en een uitvoerend orgaan is de Stichting VEEN opgericht., waarin de drie Verenigingen van Watereigenaren en de gemeente zitting hebben. Met de provincie is overleg geweest over de samenloop van de bepalingen omtrent de Reeuwijkse plassen in de VWP en de APV. en de provincie heeft toen besloten de VWP voor de Reeuwijkse plassen buitenwerking te stellen en heeft formeel de gemeente formeel aangewezen als Vaarwegbeheerder voor de Reeuwijkse Plassen op grond van de Scheepvaartverkeerswet. Juridisch was het toen wel redelijk geregeld.

Er is nog door een extern advocatenkantoor uitgezocht of de afspraken die de Verenigingen van Watereigenaren maakten ook zouden gelden voor die watereigenaren die geen lid van die verenigingen waren, en dat bleek het geval te zijn, gelet op de daaromtrent bestaande jurisprudentie, aldus de advocaat.

Een inwoner van Reeuwijk, tevens Watereigenaar was het er niet mee eens en bestreed de bevoegdheid van de gemeente. Hij heeft zich laten bekeuren om een proces te kunnen uitlokken, maar zowel de kantonrechter als het Gerechtshof in beroep achtten de APV bepalingen verbindend. Er is, wellicht helaas, geen cassatie bij de Hoge Raad ingesteld, dus wij moeten het doen met de uitspraak van het Hof.

Als de rechter anders had geoordeeld dan was er een zeer problematische situatie ontstaan en was een groot deel van het plassengebied privégebied geworden waar de gemeente dus geen taak meer zou hebben. Handhaven van bijv. snelheid en tegen gaan van overlast zouden de eigenaren dan zelf moeten zien te regelen, voor de Watereigenaren geen aanlokkelijk alternatief.

Er was afgesproken de leges die voor de ontheffingen ontvangen werd na aftrek van de kosten als subsidie aan VEEN te verstrekken.

VEEN als uitvloeisel van het convenant ging dit geld beheren en inzetten voor projecten die verband houden met de instandhouding van de plassen. Eigenaren kunnen hiertoe projecten aanmelden en na goedkeuring krijgen die eigenaren een subsidie, maar dragen zelf toch minstens nog 75% van de kosten.

VEEN is tevens bedoeld als overleginstantie waar de gemeente haar plannen inbrengt en de aanvragen voor vergunningen voor evenementen in het plassengebied bespreekt. Het klinkt mooi, maar in de praktijk loopt het niet altijd even goed en treden er spanningen op.

Dit komt mede door personeelswisselingen bij de gemeente waardoor er wel eens een vergunning verstrekt wordt zonder dit eerst in VEEN te bespreken.

Nu na de herindeling zijn er niet veel mensen bij de gemeente meer die nog precies van de doelstellingen van VEEN afweten. Wel erg jammer want ik ben er van overtuigd dat VEEN een nuttige instantie is, waar de Watereigenaren, maar zeer zeker ook de gemeente alle belang bij hebben. Het college van burgemeester en wethouders heeft echter wel een afgevaardigde in VEEN.

Ik hoop dat ik het ontstaan van VEEN en haar doelstelling wat heb kunnen verduidelijken.

Ik dank u.